Ik heb er twee gehad. De eerste heeft mij in 1943, samen met mijn moeder, in Groningen op de wereld gezet. De tweede heeft mij in de jaren ’50 en ‘60, samen met mijn moeder, in Amsterdam meegeholpen om een grote jongen te worden.
Zonder moeder kom je er niet maar zonder vader is het ook niet mogelijk om aan je wereldreis te beginnen. Ze hebben ieder hun eigen bijdrage om jou ook op te leiden tot vader of moeder.
Eind jaren zestig werd ik zelf vader en dat was eigenlijk wel lastig. Je had wel een Amerikaans opvoedboek maar ja, dat waren toch andere kinderen in een land dat toen nog heel ver weg was. Raad en daad van je ouders hielpen wel maar het kwam uiteindelijk op je eigen gevoel aan.
In de wijk waar ik woon is er rond de middelste bebouwing, dat op een kasteel moet lijken, een gracht gegraven. De bevolking van dat water bestaat voornamelijk uit eenden, waterkippen en een zwanenfamilie. Ieder jaar wordt door moeder zwaan een rustige plek gezocht om, samen met vader zwaan, een nest te maken en te werken aan de voortzetting van de familie. Daar worden dan de eieren gelegd en om beurten wordt de boel uitgebroed. Een tijdje is het rustig in de gracht maar dan ineens zijn ze er: kleine grijze zwaantjes. Eerst een stuk of zes maar na een paar weken meestal wat minder. Vrij snel wordt naast de natuurlijke kunst om te kunnen zwemmen, het zoeken en verorberen van eten onder water bijgebracht door moeder of vader. Meestal is dat moeder want vader zorgt er voor dat er geen andere belagers in de buurt kunnen komen. Aan de rand van de weg staat hij dan in volle glorie met opgezette vleugels de boel in de gaten te houden. Voorbij gaand verkeer wordt dringend geadviseerd enige afstand te houden aangezien vader zwaan anders uithaalt en voor deuken of ander leed zorgt.
Je nageslacht op deze manier meehelpen groot te worden en te verdedigen geniet bewondering en zou voor menig ouder een leerschool kunnen zijn.