In de liedjes van Ede Staal, een liedjeszanger van het Groningse land, gaat het regelmatig over het leven op het platteland. Hard werken voor het gezin en om het huis een lapje land voor het gras en de groenten. Ook een aantal dieren om in de eigen behoefte te kunnen voorzien. Een koe en een geit voor vlees en melk, kippen voor de eieren en een varken voor de slacht. Het was allemaal heel eenvoudig maar ook zeer overzichtelijk.
Die tijden liggen al een poosje achter ons. Naast de voorziening voor eigen gebruik kwamen er steeds voorzieningen voor de mensen die geen eigen dieren en land hadden. Van regionaal ging het naar nationaal en internationaal. Hoe groter de schaal hoe meer er kon worden verdiend. Dat er dan soms een boterberg of melkplas ontstond was niet zo erg want dat werd weer afgedekt met geld uit een enorme subsidiepot.
Die schaalvergroting bracht ook risico’s met zich mee.
Als er vroeger een dier ziek werd en dood ging was dat heel jammer maar soms ook weer lekker. Bij die grote aantallen kon je geen ziekte gebruiken dus werd de stal of schuur geruimd. Onnoemelijk veel dieren werden vernietigd om (economische) rampen te voorkomen. De beelden van de MKZ-crisis staan mij nog helder voor ogen.
En nu is er weer gedoe rondom eieren. Verboden middelen worden gewoon gebruikt om stallen schoon te maken. Het gevolg is dat het gif ook in de eieren (en wellicht ook kippen) zit. Dus opruimen weer die eieren en kippen.
Koe, varken, kip of welk ander dier dan ook is van dier steeds meer een product geworden om geld mee te verdienen. Van het dierlijke welzijn is steeds minder over. Toch is er iets aan te doen. Als consument heb je meestal de mogelijkheid om te kiezen. Een bewuste keuze kan van invloed zijn op de smaak waarmee je eet.