Het is eind jaren veertig in de stad Groningen. De sporen van de oorlog zijn nog overal zichtbaar. Ineen gestorte gebouwen bepalen nog een groot deel van het aanzicht van de stad, vooral rondom de Grote Markt in het centrum. Een van mijn oudste herinneringen is dat ik met mijn grootouders van vaders kant door de stad liep. Aan de hand van opa keek ik naar de bergen puin en de diepe gaten in de grond.
Diezelfde opa was in november jarig. Samen met mijn moeder gingen we daar dan heen. Wij woonden in het oosten van de stad en opa en oma in het noordelijk deel. Met de trolley en bus konden we een eind komen maar het laatste stukje naar de Radijsstraat moesten we lopen. (De andere straten daar in de buurt hadden ook van die mooie groentenamen.)
Thuis had mijn moeder mij al verschillende keren op het hart gedrukt dat ik niks mocht zeggen over het cadeau. Zij had voor opa een boek gekocht en mooi ingepakt. Als we er waren mocht ik het aan de jarige geven maar verder niks zeggen dan ‘van harte gefeliciteerd’.
Ook tijdens het laatste stukje lopen naar het adres van de jarige herhaalde zij nog eens het verbod om iets over het cadeau te zeggen.
Op mijn tenen staande kon ik net bij de trekbel en haalde flink aan. Even later werd de deur met een lang touw vanaf de eerste verdieping open getrokken en konden we naar binnen.
Ik had het cadeau stevig onder mijn arm geklemd en met de andere hielp ik mijzelf omhoog.
Nog voor ik de bovenste trede had bereikt keek ik omhoog in de ogen van mijn opa en sprak de historische woorden: “Gefeliciteerd en hier is uw cadeau, ik mag het niet zeggen van mamma maar het is een boek!”