In de eerste jaren dat ik op Ameland kwam zagen de veerboten er heel anders uit. Het waren meest gewone boten waar enkele auto’s op konden en een handje vol passagiers. De vaartijden waren ook afhankelijk van het tij zodat de boot maximaal tweemaal per dag kon overvaren. Als het water van de Waddenzee te laag of te hoog was werd de overtocht gewoon uitgesteld. Aan de vaste wal kon je dan wachten bij het kleine cafeetje van Adema; dat is nu het laatste witte huis net voor de dijk.

Een van de veerboten van toen heette de Waddenzee en zag er heel gewoon uit. Onderin was er ruimte voor de passagiers en in de wintertijd was het daar heel knus met een grote potkachel waar je met z’n allen omheen zat. Omdat de overtocht ruim een uur duurde was er voldoende gelegenheid om met elkaar te praten. Soms was er iemand die op de mondharmonica speelde; gezellige deuntjes of zo maar een opkomende blues. Met een glaasje Sonnema berenburg erbij kon, wat mij betreft, de overtocht niet lang genoeg duren.
Degene die de versnaperingen rondbracht was heel handig in het teruggeven van wisselgeld. Hij rommelde wat in zijn rechterbroekzak waar het kleingeld in zat en gaf je een gesloten hand met geld terug. Je hoefde het geld nooit na te tellen, het klopte altijd!

De overtochten van nu zijn wat dat betreft meestal veel drukker en minder gezellig. Toch heeft iedere overtocht wel iets aparts en begint mijn ‘Amelandgevoel’ bij het op de boot stappen in Holwerd.
Maar als ik weer terug ga is het gevoel vermengd met weemoed. Gemerkt of ongemerkt komt de blues dan in mij op en denk ik regelmatig aan de overtochten van toen en hoor ik soms de mondharmonica. Daarmee red ik het wel weer tot de volgende overtocht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *