Opgegroeid in de jaren na de oorlog in een Amsterdams gezin met vader, moeder en vier kinderen. Vader zorgde voor het inkomen en moeder voor de kinderen. Wij waren er meestal wel tevreden mee. We kregen altijd voldoende te eten maar soms was het even wat krap en moesten we kiezen voor “een boterham met tevredenheid”.
Bij een vriendje zag je weleens andere dingen. Een eigen kamer zou best fijn zijn in plaats van met z’n drieën in een kamer in het souterrain. Maar we deden het er mee en hadden zeker niet te lijden.
Daarna kwamen de jaren van voorspoed met bomen in de hemel. Je groeide er in mee en genoot er van. Je eerste eigen verdiende geld en daarvan een brommer kopen! Of gaan trouwen en op eigen benen staan. Aan de voorspoed en groei leek geen einde te komen. Maar na meer wilden veel mensen nog meer en nog meer. De tevredenheid was steeds vaker een beetje zoek.
Natuurlijk deed ik er ook aan mee maar had ook vaak de behoefte er even tussen uit te gaan om na te denken en op te laden. Dat deed ik meestal bij de zee. Met de rustgevende rollende golven en de wind kwam je weer een beetje bij jezelf.
In de loop van de jaren heb ik bijna alle gedichtenboekjes van Toon Hermans verzameld. Af en toe een boekje pakken en bladeren en meestal met een glimlach weer verder. Zijn gedichtje over de zee spreekt mij nog steeds heel erg aan.
Zee
Ik zet mij zelf hier neer in ’t zand
en luister naar de wind
hier bij de zee die eeuwig ruist
ben ik een beetje kind.
Hier ga ik op in het heelal
in ‘t zingen van de zee
hier ben ik even net iets meer
dan de dingen die ik dee.