Een koude morgen op het Stationsplein in Apeldoorn. Ik sta op de volgende bus te wachten want de vorige heb ik zojuist gemist en kon dus geen gebruik maken van de door de busmaatschappij beloofde overstapmogelijkheid. Het is tegen halfnegen en veel scholieren staan, diep ingepakt in warme jassen, uitbundig met elkaar te praten. De auto heb ik voor een onderhoudsbeurt en keuring net weggebracht en ik ben weer op weg naar huis en de warmte. De gure oostelijke wind heeft vrij spel op dit tochtige plein en doet ook zijn uiterste best om iedereen van een flinke dosis kou te voorzien. Een wolkig zonnetje probeert nog wat warmte door te geven maar dat is een vruchteloze poging. Steeds dichter komen de donkeren wolken aangevlogen en beginnen alvast wat witte rommel te lozen, men noemt dit ook wel eens sneeuw. Als de donkere wolken het laatste zonlicht hebben weggenomen voelt het nog kouder aan. Het zal de gevoelstemperatuur wel zijn die mij nog verder tussen mijn kraag doet wegkruipen.
Dit is geen weer voor mij. Ondanks alle verhalen van de weermannen en –vrouwen over een boterzachte winter verlang ik al een hele poos weer naar een beetje warmte. In deze tijd van het jaar roep ik, als het over de temperaturen voor de komende dagen gaat, regelmatig: ‘Doe er tenminste nog twintig bij.’ Overwinteren in Spanje is tegenwoordig ook geen optie meer. Nog even en de Spanjaarden komen hier de winter doorbrengen, maar het is hier al zo druk.
Een kwartiertje wachten lijkt soms wel veel langer. Maar daar komt de bus die mij naar de cv zal brengen. Ik zal het nog ff moeten volhouden tot de zon weer wat hoger aan de hemel staat en mijn lijf weer van warmte zal voorzien.