Hij was er helemaal op gekleed. Een oude spijkerbroek van onderen voorzien van korte laarsjes, erboven een versleten winterjack en op het hoofd een baseballpetje met daar overheen de oorbeschermers.
De zon scheen schuchter door de mist heen. Hij snoof de herfstlucht diep naar binnen. Vol goede moed en vers gevulde longen liep hij naar de garage, de hond volgde hem op de voet.
Na enig gerommel en een onderdrukte vloek, hij struikelde weer eens over de verkeerd opgestelde tuinstoelen, kwam hij weer naar buiten.
Het duurde even voor hij het apparaat aan de gang had maar toen dat lukte vlogen de decibellen door de buurt. Hij was zojuist aan zijn favoriete herfstklus begonnen: bladblazen.
Het slaapkamerraam van de buren ging met een forse zwaai open en de buurman schreeuwde dwars tegen de herrie in: ‘Wat is er in vredesnaam mis met een bladhark!’