In de jaren zestig van de vorige eeuw was ik werkzaam bij de afdeling Vervoer van de Nederlandse Spoorwegen in Utrecht. Tot mijn taak behoorde onder andere het plannen van de materieelinzet op de zogenaamde Miljoenenlijn in Zuid-Limburg. Daar reden in die tijd 1- en 2-delige dieseltreinstellen met als bijnaam de ‘Blauwe Engel’. Aan de hand van de tellingen door de conducteurs konden wij enigszins inschatten hoe groot de treinen moesten worden samengesteld. In het Limburgse was dat allemaal heel overzichtelijk want het was een “Eentje” of een “Tweetje” of een combinatie daarvan.
Soms kwam er wel eens een klacht binnen over te volle treinen. Zo ook een keer over een trein die in de avondspits van Heerlen naar Valkenburg reed. Volgens de tellingen zouden daar gemiddeld meer dan honderd mensen in zitten en staan terwijl de capaciteit van een “Eentje” maximaal een kleine honderd plaatsen was.
Om de klacht serieus te onderzoeken toog ik op een koude winterdag naar het Zuiden. Ik had mij op het station strategisch opgesteld om alles goed te kunnen waarnemen en toen de trein binnenkwam op het station stond het perron afgeladen vol. Ik meldde mij bij de Meester (de machinist in NS-termen) en het leek hem verstandig om bij hem voorin te komen zitten. Na mijn telwerk stapte ik in en nam plaats naast de machinist op een klapstoeltje. Het vertreksein werd gegeven; de machinist draaide de vermogensknop op volle toeren; leunde een beetje achterover; deed de armen over elkaar en sprak de voor mij legendarische woorden met een heerlijk Limburgs accent: “Nou maar kieke of we bove kome”.
Met veel lawaai van de op vol vermogen draaiende motoren kroop de afgeladen trein de berg op naar het eerstvolgende station. Iets langer dan de dienstregeling voorschreef kwamen we daar aan en liep de trein bij weer half leeg.
De klacht was terecht maar omdat het een zeer klein ritje betrof en geen extra materieel beschikbaar was kon er niets aan worden gedaan.
Ik kom nog wel eens in die buurt en dan komen de woorden van de machinist weer duidelijk bij mij naar voren en komt een glimlach spontaan rond mijn mond.